Welkom

3….2….1…. GO!

WELKOM!

Je volgt de opleiding tot SpeelvogelHELD. Het is de bedoeling dat je na deze opleiding:

  • De Speelvogelvisie door en door kent.
  • De Speelvogelmagie verspreidt op elk kamp.
  • Elk moment aanpakt met magie, fantasie en inleving.
  • Je kan zorgen voor duidelijkheid en structuur.
  • Je hebt aandacht voor de verschillen tussen kinderen en zorgt ervoor dat elk kind een fijne vakantie beleeft.
  • Je kan correct omgaan met ouders en medemonitoren

Wat moet je doen om het niveau SpeelvogelHELD te halen en te behouden?

  1. Volg deze online opleiding.
  2. Beantwoord de vragen van deze opleiding en scoor voldoende.
  3. Doe stage en behaal voldoende.

Je rol als begeleider

OOG VOOR ELK KIND

We hebben aandacht voor elk kind. Zorg ervoor dat elk kind zich gezien en gehoord voelt. Sommige kinderen moet je meer individuele aandacht geven dan anderen. Sommigen hebben enorm nood aan fysieke nabijheid en andere totaal niet. Probeer dit na te gaan voor elk kind en hierop in te spelen.

INSPELEN OP DE LEEFWERELD VAN JE GROEP & INTEGREREN IN JE ACTIVITEIT

Onder de leefwereld van het kind verstaan we de zeer concrete werkelijkheid die hem omringt, de wereld waarin hij echt leeft. Hoe jonger het kind, hoe kleiner deze leefwereld is.

Probeer met de leefwereld rekening te houden bij je activiteiten.

KLEUTERTAAL = spectaculair & begrijpbaar

De kinderen en monitoren worden verdeeld in 3 leeftijdsgroepen. Elke leeftijdsgroep heeft zijn eigen aanpak nodig. Er zijn vooral kleuters aanwezig op onze kampen. We verwachten van Speelvogelhelden dat ze de kleuterwereld begrijpen en zich daarop afstemmen.

Activiteiten spectaculair en begrijpbaar uitleggen

Na je kring zal je de keuzeactiviteiten uitleggen aan de kinderen van je groep. Het is de bedoeling dat je hun interesse wekt, dat je hen nieuwsgierig maakt, maar ook dat ze al een beetje begrijpen wat ze kunnen doen bij jou. Kleuters begrijpen nog niet alle woorden en hebben een korte concentratie. Probeer daarom te werken met korte en duidelijke boodschappen zonder al te moeilijke woorden. Daarnaast is het heel belangrijk om goesting te creëren bij de kleuters. Als je iets vertelt alsof het heel leuk is en je er zelf veel zin in hebt, dan krijgen de kinderen er ook zin in.

Tips:

  • Neem een voorwerp vast dat met je activiteit te maken heeft. Ga je schilderen dan neem je een penseel vast. Ga je sporten met een bal dan neem je een bal vast. Zo onthouden kinderen beter wat ze bij jou kunnen doen.
  • Gebruik woorden die kinderen begrijpen en die terugkomen in hun leefwereld.
  • Vertel het met enthousiasme, fantasie en verwondering.
  • Wees duidelijk over wat je verwacht: mogen ze meteen rechtstaan en naar jou komen, moeten ze hun vinger opsteken, moeten ze bij het raam gaan staan, …?

VERBINDENDE COMMUNICATIE

ALLES BEGINT MET LIEFDE & VERBINDING

Weet jij nog naar welke juf of meester je vroeger opkeek? Wat was er zo speciaal aan? Juffen en meesters zijn helden voor kinderen. De dingen waardoor je een juf of meester herinnert gaan vaak over: ze was lief, ze begreep mij, ze was grappig, ze maakte alles leuk, … Investeer in je relatie met de kinderen want zo zal je vanzelf een gepaste manier vinden om met ze om te gaan. Zowel jij als het kind hebben een eigenheid. Het is de kunst om je eigen manier te vinden die resoneert met de eigenheid van de kinderen.

TEKENS VAN VERBINDING

Een kind laat vaak spontaan zien dat het je graag heeft door een knuffel of een tekening speciaal voor jou te maken. Ze hebben geborgenheid en tekens van verbinding nodig. Die kan je geven door:

  • Even te knuffelen
  • Een schouderklopje, over het hoofd aaien, …
  • Een leuke begroeting
  • Een high five, een vuistje, …
  • Vertellen wat je apprecieert, wat ze goed doen, talenten benoemen, …

VERBINDEND SPEL

Je kan verbinding maken door bovenstaande tekens maar je kan ook verbinden door samen te spelen. Maak van elk moment een spelmoment en gebruik de taal van spelen om met kinderen om te gaan.

VERTROUWEN

Kinderen zijn echt in staat om uit zichzelf te leren als ze maar vertrouwen krijgen. En dat geven we niet door te straffen of te belonen, ook niet als dat verbaal is. Je geeft vertrouwen door op te merken. Door te observeren en te benoemen wat je ziet. Door samen met kinderen een proces door te maken. Door hen te zien glunderen wanneer iets lukt. Door hen echt te zien voor wie ze zijn en hen eigen zeggenschap te geven.

GRENZEN STELLEN

Kinderen hebben grenzen nodig. Dit zorgt voor veiligheid, structuur en een vlot verloop van de dag. Met grenzen bedoelen we dat je een kader geeft waarbinnen het kind zich vrij kan bewegen. Een lange opsomming van alle dingen die niet mogen heeft geen zin. Stel je de vraag: wat zijn de dingen die we echt belangrijk vinden? Gaan we al iets verbieden nog voor het gebeurd is?

De grenzen die wij belangrijk vinden:
  1. Je zorgt voor elkaar.
  2. We doen elkaar geen pijn. Gebeurt het toch? Dan zorg je voor elkaar.
  3. Draag zorg voor het materiaal.
  4. Gebruik materiaal en ruimte op een veilige manier.
GRENZEN VS. GEWOONTES & STRUCTUUR

De grenzen geven een kader aan. Maar wat met kinderen die roepen? Niet opruimen? Niet aan tafel zitten? Moeten hier geen grenzen zijn? Natuurlijk wel maar dit maak je meer duidelijk aan de hand van gewoontes en structuur. Het is de wijze waarop we dingen doen binnen onze werking. Het is aan jou om die gewoonten voor te leven en duidelijk te maken. Vb. Een kind dat niet aan tafel blijft zitten bij het fruit, weet misschien niet wat de bedoeling is. Geef structuur door te benoemen hoe dit gebeurt (als we het signaal geven, gaan we spelen). Denk daarbij ook altijd na waarom een kind iets doet. (Misschien zit hij al 30min aan tafel en kan hij niet meer stil zitten. Dan is het aan jou om te bekijken wat daarvan de oorzaak is.

Voorbeelden

Het is fruitmoment. Er is een groepje kinderen dat steeds rechtstaat en gaat spelen.
Kennen de kinderen de gewoonte? Weten ze wat de bedoeling is? Maak dit duidelijk: “We eten fruit aan tafel. Binnen een paar minuutjes zal je het belletje horen en kunnen we gaan spelen. Nu zit je nog even rustig aan tafel.”


Vraag je af waarom het kind dit doet? Verveelt hij zich? 15 minuten aan tafel zitten is voor sommige kinderen lang genoeg. Een wachttijd van 30 minuten is onrealistisch. Gebruik dit dan ook als signaal voor jezelf: het fruitmoment duurt te lang. De kinderen hebben nood aan een volgende activiteit. Pak het volgende pauzemoment gestructureerder aan: Verzamel de kinderen op de mat. Overloop wat er gaat gebeuren en wanneer ze kunnen gaan spelen en wat je van hen verwacht.

Tijdens het vrij spel lopen er kinderen wild tussen de knutseltafels. Ze spelen tikkertje.
Geef aan dat er tussen de knutseltafels niet gelopen kan worden. Dit stoort de knutselaars maar kan ook zorgen voor botsingen. Waar kan dit wel? In de turnzaal of buiten? Geef de kinderen een gepaste plaats en tijd waarin ze dit spel wel kunnen spelen.

Grenzen duidelijk maken voorbeeld 1

Je ontvangt de kinderen hartelijk en je geeft het goede voorbeeld. Je ringt met het belletje en vertelt: “Het belletje betekent dat we allemaal opruimen. Ben je klaar dan ga je op de mat zitten.” Je loopt rond, neemt spullen vast om op te ruimen. Je stuurt andere kinderen en monitoren aan en geeft duidelijke instructies. Als je voor de kring staat ben je zelf rustig en sta je niet met andere monitoren te praten (ook dat is het goede voorbeeld). Je vertelt bij iedere nieuwe actie wat de verwachtingen zijn. Gebeurt er iets niet leuk dan bespreek je dit en geef je aan dat we dit anders gaan doen en waarom.

Gevolg:

  • De kinderen volgen je voorbeeld en zullen doen wat je van hen verwacht.
  • De kinderen weten wat van hen verwacht wordt.
  • De kinderen voelen verbinding en vertrouwen.
  • Kinderen zullen snel nieuwe dingen van je oppikken en gedragsveranderingen stellen.

Grenzen duidelijk maken voorbeeld 2

Je start de dag door iedereen te verzamelen. Zonder goede morgen start je eerst met het overlopen van de regels. “Ik mag niet roepen. Ik mag niet lopen. Ik moet luisteren naar de juf. Ik mag anderen niet pijn doen. Ik moet opruimen. Ik mag niet op tafel staan. Ik mag niet in de keuken komen….”

Gevolg:

  • Er zullen kinderen bevriezen en niets meer durven doen of durven spelen.
  • Anderen gaan rebelleren en willen losbreken
  • De sfeer wordt grimmig en gespannen
  • De kinderen voelen geen verbinding met jou.
  • De kinderen krijgen geen gevoel van vertrouwen.
  • De kinderen weten niet wat er verwacht wordt dus kunnen zich er moeilijk aan houden. De kinderen zijn 10 minuten later je opsomming alweer vergeten.
  • Als je met een nieuwe regel komt zullen de kinderen niet meer luisteren. Een beetje onder het mom van “hier komt de zaag weer”

Maar wat als kinderen niet luisteren?

Tip 1: Zet in op verbinding!
Tip 2: Wees duidelijk, consequent en voorspelbaar. Geef grenzen aan.
Tip 3: Zoek naar de behoeften van het kind.
Tip 4: Bescherm de veiligheid van andere kinderen, zichzelf en materiaal

OMGAAN MET EMOTIES, GEDRAG & BEHOEFTEN

Een belangrijke gedachte bij het omgaan met emoties is dat we vaak geneigd zijn de emotie snel te willen oplossen. Een snelle oplossing zou kunnen zijn: een pleister kleven die eigenlijk niet nodig is en het kind verdwaasd alleen achterlaten op een stoeltje, sussen of minimaliseren van het verdriet, kinderen die boos zijn en dat op een ongepaste manier uiten op straf zetten … Het resultaat zal zijn dat het kind alleen moet omgaan met zijn gevoelens.

Soms is even tijd maken, rustig gaan zitten en luisteren al genoeg. Soms zijn het maar vijf minuten, maar het kan ook langer duren. Vraag hulp aan andere monitoren en de verantwoordelijke. Emoties moeten ontladen worden dit kan door er woorden aan te geven, te spelen, te lachen of te huilen maar altijd samen, nooit alleen.

Er is altijd een reden voor een bepaald gedrag. Het is belangrijk dat je een onderscheid maakt tussen het gedrag van het kind en het effect dat het heeft en de behoefte (=wat het kind wil zeggen).

DIFFERENTIATIE

DIFFERENTIATIE SPEL

Differentiëren betekent dat je de activiteit aanpast aan de kinderen. Het kan zijn dat je in de draaiboeken van de groene groep en de blauwe groep dezelfde activiteit tegenkomt. Je gaat deze wel aanpassen naargelang de kinderen in jouw groep.

Bv. Je maakt een dino uit klei.

Groene groep: Het gaat veel meer over plezier maken met de klei dan echt een dino maken. Wat de kinderen uiteindelijk hebben gemaakt zal waarschijnlijk niet lijken op een dino. Het gaat meer over de ervaring van het spelen met de klei. Je zal bij deze groep ook sneller in het oog houden of er klei in een mond verdwijnt dan bij de blauwe groep.

Blauwe groep: Je gaat samen met de kinderen kijken hoe een dino eruit ziet. Tijdens dat de kinderen boetseren zal je zien dat de verschillende eigenschappen van de dino (poten, staart kop) gemaakt worden. ,…). De kinderen gaan heel fijn en gericht aan het werk. Je gaat meer in op de details (ogen, tanden, schubben…) en werkt richting een resultaat: een beeldje dat lijkt op een dino.

Bij de oranje groep zoek je een middenweg tussen de twee. Sommige kinderen zullen beter zijn in het boetseren dan anderen.

DIFFERENTIATIE KIND

Soms is het nodig om individueel te differentiëren. Dit kan voorvallen bij kinderen die voorstaan/ achterstaan tegenover zijn leeftijdsgenootjes, dit kan fysiek, emotioneel of cognitief zijn. In dit geval is een wissel van groepen handig. Ook kan je binnen de groep kleine aanpassingen doen om zo toch aan de noden en behoeften van het kind te voldoen. Zo kan het zijn dat een kind soms iets extra mag binnen afgesproken grenzen.

Bv. Jan heeft een spierziekte en heeft daarom moeite met bepaalde bewegingen. Over een parcours gaan vindt hij lastig. je kan verschillende mogelijkheden bieden waardoor hij de activiteit toch kan doen (als hij dit wil): zijn hand vasthouden, bepaalde hindernissen laten overslaan, op handen en knieën over het parcours laten gaan…